Kijkje in mijn kleutergroep … (2)

3 oktober.

Omdat Tineke en ik donderdag en vrijdag een spelles moeten doen, zou juffrouw Wierda vanmorgen met ons naar het speellokaal gaan en er ons een laten zien.

Ze begon met de inleiding. Ze riep twee jongens bij zich en deze moesten elkaar bij de handen houden. De anderen mochten door het lokaal draven. De twee jongens moesten een kindje proberen te vangen. Deze moest bij de juffrouw gaan staan en wachten tot er een ander kind gevangen was. En dan mochten deze twee ook weer anderen proberen te vangen. Zo ging dat een poosje door tot er allemaal netjes waren. Het heette dan ook visnetje.

Het tweede spelletje was een kringspel. Ze gingen allemaal in één grote kring lopen en een kind ging binnen in de kring lopen in tegengestelde richting. Hij deed de handjes voor de ogen en beelde zo een brilletje uit. Daarna liepen de andere kinderen in de kring en zongen: ‘Ik heb een brilletje al voor mijn ogen‘.

Bij het derde spelletje trok de juffrouw eerst in alle vier de hoeken een vierkant. De kinderen werden in vier partijen verdeeld. Allemaal kwamen ze in een vierkant te zitten. Daarna mochten ze zeggen wat voor gerecht ze waren. De ene groep was spinazie, de anderen waren pannenkoeken, eieren en oliebollen. Daarna zat moeder binnen in de kring. Zij roerde in de pan en als ze zei: ‘Het wordt heet of koud’, gebeurde er niets. Eerst riep ze nog de spinazie. Deze kinderen liepen om haar heen? Als ze zei: ‘Het brandt aan!’, probeerde ze de spinazie-kinderen te pakken. Deze die afgetikt waren, mochten ook bij haar zitten.

Daarna Roodkapje en de wolf. Het leuke was dat Roodkapje een rood mutsje op kreeg en de wolf een zwart masker op.

Als afsluiting speelden ze ‘Kaboutertje en de reus’, waarbij de kabouter de reus aan de neus moet trekken. Het leek niet zo moeilijk, maar dat is me laten tegengevallen.

Noot redactie:

Tikspel: Visnetje
Twee kinderen zijn de tikkers, het visnet.
Ze houden elkaar aan de hand vast en vangen een kind (vis) in hun net, door hun vrije handen te sluiten om een kind.
Als er twee kinderen zijn gevangen mogen zij, als nieuw visnet, ook de andere kinderen proberen te vangen.
Net zo lang tot alle kinderen gevangen zijn.

Ik heb een brilletje al voor mijn ogen

‘k Heb een brilletje al voor mijn ogen
Om te zien wie er dansen mogen
Ik heb een brilletje al voor mijn ogen
‘k zie ’t al, ik dans met jou

Tralalala lalalala
Tralalala lalalala
Tralalala lalalala
Tralalala lalalala

Spelletje:

De kinderen gaan allemaal in één grote kring lopen, Eén kind gaat binnen in de kring lopen in tegengestelde richting.
Het kind in de kring doet de handen voor de ogen.
De kinderen lopen in de kring en zingen: ‘Ik heb een brilletje al voor mijn ogen’.
Aan het eind van het liedje stoppen de kinderen met lopen.
De kinderen die tegenover elkaar staan dansen samen tijdens het refrein. 

Roodkapje en de wolf

1. Zeg roodkapje waar ga je henen
Zo alleen, zo alleen
Zeg Roodkapje waar ga je henen
Zo alleen
3. In het bos zijn de wilde dieren
In het bos, in het bos
In het bos zijn de wilde dieren
In het bos
5. ‘k Zal eens zien of jij niet bang bent
‘k Zal eens zien, ‘k zal eens zien
‘k Zal eens zien of jij niet bang bent
‘k Zal eens zien
2. Ik ga bij grootmoeder koekjes brengen
In het bos, in het bos
Ik ga bij grootmoeder koekjes brengen
In het bos
4. Ben niet bang voor de wilde dieren
Ben niet bang, ben niet bang
Ben niet bang voor de wilde dieren
Ben niet bang
6. Pas maar op daar komt de wolf aan
Pas maar op, pas maar op
Pas maar op daar komt de wolf aan
Pas maar op

Spelletje:

  • De kinderen staan in een kring. De wolf zit in een hoek van de speelzaal. Tijdens het zingen van couplet 1 – 3 en 5 loopt de kring rond en Roodkapje loopt in tegengestelde richting rond in de kring.
  • Bij het zingen van coupet 2 en 4 staat de kring stil en zingt Roodkapje het antwoord.
  • Aan het eind van het 5e couplet moet de wolf proberen Roodkapje te pakken.
  • Als Roodkapje gepakt is neemt ‘zij’ plaats in de kring.
  • Roodkapje kiest een nieuw Roodkapje en de wolf een nieuwe wolf.
  • En het spel kan weer beginnen.

Kaboutertje en de reus

Één kind is de reus (de tikker) die zit in zijn huis (op een mat).
De andere kinderen zijn de kabouters en zitten in een kring (met een kleine opening).
De reus komt uit zijn huis en belt bij de kabouters aan en zegt: “kabouters komen jullie spelen?” kabouters roepen “NEE!”
De reus gaat terug naar huis en gaat slapen.

Eén van de kabouters wordt aangewezen door de leerkracht. De kabouter loopt naar het huis van de reus en belt aan: “Reus kom je buiten spelen?”. De reus slaapt door.
De kabouter tikt op de neus van de reus. De reus wordt wakker en roept “JAA” en rent achter de kabouter aan.

De kabouter gaat door de opening van de kring weer terug naar zijn eigen plekje in de kring.
De leerkracht kiest nu een nieuwe reus en een nieuwe kabouter.
En het spel begint opnieuw.

Related Articles

Responses

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *